Maandagmorgen, 3 januari 2017, onze eerste florawandeling van het nieuwe jaar.
We boffen, het Leudal is bedekt met een prachtig wit laagje sneeuw! In plaats van op jacht te gaan naar boeiende plantjes, gaan we genieten van een winterwandeling! De koude werd getrotseerd door Mariet, Nettie, Susan, Corrie, Marjolijn, Betty, en de trouwe viervoeters Josje en Diva.
Al snel laat een roodborstje zich zien, wat een prachtig vogeltje, en mooi dichtbij om zich te laten bewonderen! Roodborstjes zijn buiten de broedtijd alleen, weet Susan te vertellen. Behalve de aalscholver zien we ook een nijlgans hoog in een boom zitten! Wat een grappig gezicht. En nijlganzen kunnen ook nestelen in een boom!
Even verderop horen we een liedje van hoge tonen: ” zrie-zrie-zrie ” hoog in de bomen. Bij nadere inspectie blijkt het niet om staartmezen te gaan , maar om goudhaantjes. Deze zitten graag in naaldbomen, vooral de lariks en de spar. Het is het kleinste vogeltje van Europa. Ze zijn slechts 8,5 cm lang en wegen vaak niet meer dan 5 gram! Ze leven in groepjes bij elkaar en trekken vaak op met mezen.
In de verte laat de grote bonte specht zich horen en na enig speurwerk zien we hem ook hard aan het werk. Ah, hadden we nu maar de verrekijker bij ons…..Maar lang kunnen we ons daarover niet druk maken, want de boomklever met zijn luide fluittoon en roep heeft zich aan ons voorgesteld. We zien hem van onder naar boven klimmen en omgekeerd. Het is een prachtig vogeltje, rug, kop en staart zijn blauw, borst en buikje zijn roestbruin.
Aangekomen bij de Speckerbrug, breekt het zonnetje een beetje door en valt ons oog op een trilzwam, in dit geval waarschijnlijk de gele trilzwam ( na enig opzoekwerk: tremella mesenterica, zie foto ). Hij wordt aangetroffen op rottend hardhout. Het is een parasiet die het mycelium aantast van schorszwammen. Hij is geleiachtig en geel tot knaloranje van kleur. Echt prachtig!
Verderop ontdekt Nettie wel een heel apart stel ( zie helaas wazige foto ): twee bomen die bij de grond een geheel vormen, dan apart doorgroeien en 1,5 meter boven de grond weer 1 geheel vormen.
We ontdekken nog een kamperfoelie, altijd rechtsom draaiend en we vragen ons af of de tamme kastanje en de wilde kastanje oftewel de paardenkastanje wel of niet familie zijn. Dus ook nu weer even gegoocheld: de tamme kastanje ( Castanea sativa ) behoort tot de beukenfamilie en de wilde kastanje ( Aesculus hippocastanum ) tot de Aesculusfamilie.
Weten we dat ook weer!
Onderweg komen ook de beuk en de haagbeuk op ons pad. Alweer zo’n speciaal paar: zijn ze familie of niet? De beuk, Fagus sylvatica, en de haagbeuk, Carpinus betulus, zijn ook geen familie. De beuk hoort tot de beukenfamilie en de haagbeuk tot de berkenfamilie. Toch lijken ze veel op elkaar; belangrijk verschil zie je aan de bladeren.
Een blad van de beuk is glad en gegolfd, blad van de haagbeuk is ruw en gezaagd. En verder behoudt de beuk in de winter zijn verdorde blad beter dan de haagbeuk.
Nou, nu even genoeg wetenschappelijke namen. Want we mochten nog een bijna omgevallen reuzen spar bewonderen achter het klooster, heel jammer als deze het loodje legt. En dan al die sporen in de sneeuw. Het zijn vooral voetafdrukken van mensen, pootjes van honden en konijntjes, vogeltjes, paarden en Schotse Hooglanders en wellicht nog veel meer wat we gemist hebben!
Zo nadert dan toch het einde van onze tocht. Met frisse wangetjes en een heel voldaan gevoel kijken we weer uit naar de volgende wandeling! ( 6 februari, nader bericht volgt )